1421
In de middeleeuwen werd Holland regelmatig geteisterd door grote overstromingen. De kust werd aan de westkant beschermd door een duinenrij. Die waren vaak niet bestand tegen de noordwesterstorm, al of niet in combinatie met hoog tij. In het oosten, aan de zuiderzeekant werd Holland ingesneden door wijde zeearmen, die het ondiepe en onstuimige water de vrije ruimte gaven.
De Sint Elisabeth vloed van 1421 sloeg de duinenrij achter het Hondsbos bij Petten volledig weg. Een groot deel van het achterland in het noorden van Holland kwam onder water te slaan. De duinenrij werd hersteld maar werd bij volgende stormen ook steeds weer weggeslagen. Om het opdringende water beter tegen te houden is door het waterschapsbestuur, het Hoogheemraadschap De Hondsbossche en Duinen tot Petten besloten de zwakke plek in de duinen te versterken met houten beschoeiingen en strekdammen.
De materialen voor die versterkingen, vooral bomen, rietmatten en stenen, moesten per schip uit Vilvoorde komen. Een lange route langs Gouda, het Spaarne, het IJ en Amsterdam. De route over de Zuiderzee via de open zeearmen naar Edam en Petten was bij harde wind zeer verraderlijk. Vele schepen kwamen nooit aan. Afsteken via de Zaan was niet mogelijk omdat de twee middeleeuwse sluisjes in de dam die de Zaan sinds de 13e eeuw afsloot van het IJ, te klein waren voor zware vrachtschepen.
1544
In 1544 heeft het Hoogheemraadschap het initiatief genomen tot de bouw van een nieuwe schutsluis in de dam in de Zaan. Een van de twee oude sluisjes, de Westzanersluis, werd daarvoor afgebroken. De nieuwe sluis werd zo groot als die van Gouda en kreeg de naam de Groote of Hondsbossche Sluis. Die sluis maakte de aanvoer van materialen voor de waterkering, 50 kilometer verderop, aanzienlijk betrouwbaarder, sneller en veiliger. Op 12 november 1547 werd de sluis in gebruik genomen.
WAT SPEELDE ER NOG MEER IN 1544?
De gebieden die nu Nederland vormen, stonden in de zestiende eeuw onder het bewind van de Spaanse koning Karel V. In 1544 erfde Wilhelm van Nassau een kleine landstreek in Frankrijk: Orange en groeide decennia later uit tot de leider van de opstand tegen de Spaanse overheersing en tot de vader des vaderlands: Willem van Oranje. In Amerika werden rond 1540 de eerste Spaanse kolonialisten door de inheemse bevolking verjaagd. Pas 60 jaar later zouden de Pelgrim Fathers zich aan de oostkust vestigen en niet meer weggaan. China maakte een culturele en economische bloeitijd door onder de Ming dynastie. De stabiele samenleving, vrij van oorlog, groeide uit naar 160 miljoen inwoners rond het midden van de 16e eeuw
De nieuwe en veel grotere sluis had (en heeft) een houten bodem, gemetselde muren en een gemetselde overkapping om de zijwaartse krachten op te vangen. Alkmaar en Westzaan hebben bijgedragen aan de financiering van de bouw en mochten daarvoor in ruil gratis doorvaren. Dat was een recept voor eeuwenlange strijd met schippers uit andere gemeenten die ook voor niets wilden schutten. De eerste pachter en sluiswachter, Jacob Coppes, klaagde daar al over kort na het openen van de sluis. Schippers die uit woede met opgestoken mast tegen het dak van de sluis aan voeren, de deuren bewerkten met ankers en ook ’s nachts wilden schutten. Jacob wilde ’s nachts slapen en bovendien moest dan in het trekseizoen de paling doorgelaten worden, via de rinketten -waterluiken- in de sluisdeuren. Coppes, en de sluiswachters na hem, hadden een zware baan: veel onenigheid met de schippers over de kosten terwijl ze er als pachters maar nauwelijks van rond konden komen. Het beheer van de vis- en waterstand werd in 1611 voor een deel overgenomen door de aanleg van een duikersluis, tussen de Hondsbossche en de oude middeleeuwse sluis in. Tussen 1608 en 1718 heeft er ook nog een ‘Overtoom’ op de Dam gestaan, om gedeeltelijk afgebouwde schepen van de werven op de Zaan naar het IJ te kunnen overhevelen.
1613
Niet alleen de kosten van het schutten vormden een bron van onenigheid in de sluis, ook de voorrangsregels hebben eeuwenlang veel commotie veroorzaakt. In 1613 besloten het waterschapsbestuur dat het veer van Alkmaar naar Amsterdam voorrang op iedereen moest krijgen omdat de handelaren op tijd op de beurs moesten kunnen zijn. Kort daarna kregen enkele vermogende industriëlen en ook schepen op weg naar de ochtendmarkten in Amsterdam, voorrang. Ze moesten daar wel fors meer voor betalen. Twee eeuwen later werd daar nog steeds ruzie over gemaakt. In 1799 werd door een groep kooplieden zelfs betoogd dat de sluis in strijd handelde met het gelijkheidsbeginsel van de Bataafse Revolutie. Maar niets mocht baten: alleen stoomschepen verwierven uiteindelijk ook het recht op voorrang van doorvaart.
1722
Aan het eind van de zeventiende eeuw is de sluis zo beschadigd en gammel dat de lekkages het schutten vrijwel onmogelijk maken. Op 1 mei 1722 is de sluis drooggelegd, geïnspecteerd door het waterschapsbestuur en is besloten tot afbreken ervan. Het wordt op dezelfde plaats opnieuw opgebouwd. Vlak voor de voltooiing van de herbouw, eind 1723, besluit de Dijkgraaf een sluiswachtershuisje aan de oostkant en een charterhuisje (voor het innen van accijnzen) aan de westkant te bouwen. Die huisjes staan er nu nog steeds, evenals de gedenkstenen die eind 1724 aan de zuidzijde van de sluis werden aangebracht ter herinnering aan de grondige renovatie. De vernieuwde sluis had geen gemetseld gewelf meer maar werd nu van boven afgesloten door een vaste brug. Na vijftig jaar gesteggel over de financiering, is in 1848 een kleine houten beweegbare brug geplaatst op het gewelf, waarvan de opening precies de mast van een ongestaagd vaarschip kon doorlaten.
In 1865 werd het beweegbare luik vervangen door een groter formaat stalen exemplaar.
1845
In 1845 werd de sluis opnieuw drooggelegd om reparaties uit te voeren. Het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen benutte dat moment om een langgekoesterde wens te realiseren: het aanbrengen van ebdeuren in de sluis. In 1641 heeft het Hoogheemraadschap voor eerst daarom gevraagd bij het waterschapsbestuur De Hondsbossche en Duinen tot Petten, nog steeds eigenaar van de Hondsbossche Sluis. Die wilde daar niets van weten. Ze vonden dat de sluis geen rol had in het waterbeheer van de Schermerboezem en wilden uitsluitend de belangen van de scheepvaart dienen. En dat in een tijd dat door inpolderingen het verse zoete water in Noord-Holland steeds schaarser werd. Bij eb vloeide het steeds minder beschikbare zoete water door de automatisch openende vloeddeuren van de sluis het IJ in. Dat had grote gevolgen: ernstige droogte op de landbouwgronden en de waterputten ten Noorden van Zaandam. Bij langdurige droogte werd bij vloed zelfs zout water toegelaten in de Schermerboezem, waardoor de schade alleen maar groter werd. Vanaf 1696 heeft Uitwaterende Sluizen om die reden regelmatig pogingen gedaan om de Hondsbossche sluis over te nemen, maar dat lukte pas in 1884. Dat was lang nadat de ebdeuren waren geplaatst. Voor de scheepvaart had de sluis tegen die tijd al flink aan betekenis ingeboet door de aanleg en ingebruikname van het Noord-Hollands kanaal in 1824.
1904
Zaandam ontwikkelde zich in de negentiende eeuw tot een centrum van vaak zware industriële activiteiten. De behoefte aan grote bulk-scheepvaart steeg snel en de Groote Sluis werd in toenemende mate als een flessenhals ervaren.
Zaandam wilde de sluis aanzienlijk vergroten door een grootschalige herbouw. Uitwaterende Sluizen, na twee eeuwen aandringen eindelijk eigenaar geworden van de sluis, weigerde echter de sluis door te verkopen aan de gemeente. Zaandam besloot daarom tot het bouwen van een eigen, nieuwe, veel grotere sluis. In 1904 werd de Wilhelminasluis geopend, vlak naast de Groote of Hondsbossche Sluis. De middeleeuwse kleine sluis en de duikersluis moesten daarvoor gesloopt worden.
De wapenstenen van het Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen die op de duikersluis stonden, werden eerst op de noordzijde van de nieuwe Wilhelminasluis geplaatst maar verhuisden, toen de die sluis gerenoveerd moest worden en de Beatrixbrug werd gebouwd, in 1956 naar de noordzijde van de Hondsbossche Sluis. Ze staan daar nog.
1965
Door de bouw van de Wilhelminasluis is de betekenis van Hondsbossche Sluis voor de commerciële scheepvaart verder verminderd, maar voor het waterbeheer was het nog steeds een belangrijk instrument. Ook die functie ging uiteindelijk verloren door, in de jaren 60, de bouw van het gemaal tussen de Wilhelminasluis en de Hondsbossche Sluis. Door alle bouwwerkzaamheden aan van het gemaal en de Beatrixbrug op de slappe grond van het sluizeneilandje in de Zaan, dreigden het sluiswachtershuisje en het accijnshuisje, die ernstig verzakt waren, om te vallen.
Ze werden in 1964 voorzichtig – steen voor steen- gesloopt en in 1970 weer in originele staat hersteld. In 1965 werd de Hondsbossche sluis als overbodig beoordeeld en buiten gebruik gesteld.
2014
In 2013 werd opdracht gegeven om de Wilhelminasluis te vernieuwen en te vergroten. De renovatie zou oorspronkelijk maar twee jaar duren maar de sluis is uiteindelijk pas in 2020 weer opengaan. Onenigheid met de bouwer over geld en de veiligheid van de sluis, een door de eeuwen heen terugkerend probleem, hebben geleid tot veel vertragingen. Voor de Hondsbossche Sluis ontstond daardoor echter een nieuwe toekomst: toegang bieden tot de Zaan en het Noorzeekanaal/het IJ voor de immer groeiende vloot pleziervaartuigen en kleine commerciële schepen. In 2014 is de sluis feestelijk heropend.
Zaandam is sinds enige tijd de eigenaar van de sluis. Met uitzondering van de nieuwe vaste brug, die van Uitwaterende Sluizen is gebleven. Het Heemraadschap heeft beide gerestaureerde huisjes in 1997 overgedragen als cultureel erfgoed aan de vereniging Hendrick de Keijzer. Beide huisjes worden permanent bewoond.
De sluis wordt vanaf de heropening bediend door vrijwilligers. In 2017 kregen de vrijwilligers een nieuw onderkomen: het Sloishois. Het is een modern ontwerp met als belangrijkste kenmerk de in cortenstaal uitgevoerde uitsnede van een landkaart van de Zaan in 1812 die dient als overkapping.